Godvergeten
Of ik een podcast wilde maken over het misbruik in de Vlaamse kerk, naar aanleiding van de documentaire Godvergeten. Ik moest even slikken. De woorden misbruik en podcast in één zin kwamen op me over als een nieuwe vorm van misbruik. Was dat thema niet veel te groot voor zoiets vluchtigs als een podcast? Maar goed. In een vlaag van overmoed zei ik: ‘Ja hoor, ik wil wel een podcast maken.’ ‘Fijn’, zeiden ze bij KRO-NCRV – daar kwam de vraag vandaan –, ‘dan sturen we je even de links naar die documentaire erover.’ Met klinische, registrerende blik begon ik te kijken; de journalist die een stukje moet schrijven en zich even inleest. Inkijkt, in dit geval. Ik wist niet waar ik aan begon. En nu ik het wel weet, kan ik er niet over zwijgen.
Nadat ik alle afleveringen had gezien was ik ongeveer een dag lang nog oprecht in de veronderstelling dat ik het gewoon met oordeelloos kijken wel zou redden. Goed, het was erg, maar er moest iets geschreven worden. Ik begon maar alvast. Losse woorden eerst, flarden van alinea’s. De woede kwam eigenlijk vrij langzaam. Zoals je het niet meteen schijnt te voelen als je been eraf gerukt wordt, totdat je in het ziekenhuis ligt en ze je gaan redden; dan wordt de pijn alsnog onverdraaglijk. Tijdens het schrijven begon het. Woorden stonden als een horde woeste krijgers te dringen voor een poort waar ze nooit met z’n allen tegelijk door konden, zo hier en daar al in ronkende, kant en klare zinnen aan elkaar klittend. Ik keek naar mijn scherm en wist niet waar ik zou beginnen. Bij de woede? Bij de verbijstering over wat de kinderen is aangedaan? Of toch het ongeloof, al was het maar het ongeloof over mijn eigen naïviteit. Had ik nou echt gedacht dat het anders was, in de kerk? Ik vluchtte weg uit mijn kantoor en schreeuwde buiten tegen de bomen en ze schrokken van me. Pas na een paar dagen kon ik uitzoomen, met aandacht de juiste woorden uitkiezen en daar uiteindelijk zoiets vluchtigs en journalistieks mee doen als een podcast maken.
Woorden stonden te dringen, in ronkende, kant en klare zinnen aan elkaar klittend. Waar moest ik beginnen?
Veel mensen rekenen de kerk af op al die misstanden en laten zich uitschrijven. Ik begrijp het. Maar klopt het ook, vroeg ik me af. Het is maar wat je onder kerk verstaat immers. Er is die kerk die paleizen heeft gebouwd, kapitalen vergaard en zichzelf ergens onderweg een hoofdletter is gaan toekennen. Maar er is ook een kerk met een kleine letter, die uit weerloze mensen bestaat die het goede hopen te doen en van God en van elkaar houden. Die kerk, dat zijn wij. En misdadigers zijn overal, dus ook in ons midden. Boeven trokken habijten aan en zwierden ontuchtig door het leven, handig misbruik makend van ons respect en vertrouwen. Opperboeven beloonden hen ervoor, door ze over te plaatsen als het hun te heet werd onder de voeten. Sluwe vossen fluisterden vervolgens dat we vooral vol naastenliefde en vergeving moesten zijn. En zo werden niet alleen onze kinderen misbruikt, maar ook onze machteloze mensenkerk en alles waar ze voor staat.
Het is goed dat we enkele van de verschrikkingen nu tot in detail kunnen horen, zonder dat er door die kerk met een hoofdletter nog vlug iets onder dure tapijten kon worden geschoven. Laten we niet dapper roepen: ‘Dit nooit weer’, maar ons erbij neerleggen dat mensen keer op keer dezelfde fouten zullen blijven maken. De meest relevante vraag is niet wat we moeten met de misdaden, maar hoe we zelf het goede kunnen doen. Samen de-kerk-met-kleine-letter zijn, tegen alle stormen in. Weerloos zijn, maar vervuld van die zachte kracht, die zal winnen aan het eind.
Naar de podcast over Godvergeten
Naar de retraites
Naar de bibliotheek