De helmparadox; over leven zonder angst
‘Alle ellende van de mensen heeft maar één oorzaak, namelijk dat zij niet in staat zijn rustig in een kamer te blijven’, schrijft Blaise Pascal (1623-1662) in zijn Pensées. Ik vind dat een briljante gedachte, ze is van een grote waarheid. Reuze kloosterlijk ook. Ik dacht er weer eens aan toen ik gisteren twee mensen met een fietshelm op een kruispunt zag staan. Ze keken samen op een kaart. Los van wat ik verder vind van fietshelmen, bracht het me bij de vraag in hoeverre wij onszelf beschermen tegen mogelijk onheil. Een fijne metafoor: we beschermen het hoofd, omdat we misschíen gaan vallen. Hoe vaak ben ik in mijn leven gevallen met de fiets? Nul keer. ‘Maar ja’, zegt de statisticus droogjes: ‘hoe langer je niet valt, hoe groter de kans dat je wèl een keer valt.’ En de fietsenmaker die de helmen verkoopt, lispelt niet zonder eigenbelang: ‘Het hoeft maar één keer te gebeuren.’
Als je elk gevaar voor wilt zijn, handel je uiteindelijk alleen nog uit angst. En dan, waarom zou je je iets gevaarlijks op de hals halen? Om het gevoel te hebben dat je leeft? Daar hebben we wat ik de Helmparadox noem: bewust iets doen waarvan je weet dat er een risico aan zit en dan jezelf juist tegen dát risico willen beschermen. Je zou zeggen: accepteer dan ook de afloop, als je zo nodig sneller, hoger of dieper wil gaan dan je lijf van nature op kan brengen. Of doe het niet, laat het gewoon! Maar nee. We doen het lekker wèl en we zetten een helm op. Gordels om. Harnassen aan.
Vreesloos leven; verwar het niet met roekeloosheid
Het onvolledige ervan is zo evident. Je kunt denken dat je veilig bent, maar daags na de fietstocht stap je in het vliegtuig naar Spanje. Of je eet vis met graten. Of je steekt ergens over in Amsterdam. Alsof dat geen risico’s zijn. Je beschermt jezelf alleen op dat ene moment, voor dat ene risico. Een schijnveiligheid dus, en dat scheelt dan weer maar één letter met schijnheiligheid.
Het is een illusie dat we ons kunnen beveiligen tegen alles, er zijn simpelweg veel te veel gevaren. Ik ben van het aloude ‘je doet het er maar mee’. Wen er maar aan dat je tot op zekere hoogte je leven niet veilig bent. Leef liever in het vertrouwen dat het meestal gewoon goed komt. ‘Je gaat toch niet voor je tijd’, zei mijn moeder dan, als ze weer eens iets deed waar wij alleen tussen onze vingers door naar durfden te kijken. Maar ja, zij was dan ook toen ze veertien was in haar eentje van Deventer naar Babberich gestuurd om daar groente op te halen bij verre familie en moest op de terugweg de kool onder haar kleren verstoppen toen er Duitsers de bus in waren gekomen en had op het laatst nog een schipper omgekocht met twee sigaren om weer in de stad te komen, omdat de brug ineens in de IJssel lag. Zo’n moeder.
Vreesloos leven en de consequenties daarvan aanvaarden: verwar het niet met roekeloosheid. Daar is het leven te kostbaar voor. We hoeven onszelf niet op te sluiten in onze huiskamers. Dat is niet wat Pascal bedoelt. We mogen heus ook naar buiten, sterker nog: ga naar buiten! Maar veel ongelukken zouden niet gebeuren, als we in ons hart thuis bleven. Verbonden bleven met onze eigen plek, ‘rustig in een kamer’. Dat geldt voor mensen, voor organisaties, en zelfs voor onze kerk. Als ze te ver buiten de eigen oorsprong treden en zich vervolgens willen beschermen tegen de ongewenste uitwerking daarvan, eindigen ze geharnast en wel in een zelfgebouwde gevangenis. Blijf je oorsprong en de Bron trouw; leef frank en vrij in vrede met de zalige onveiligheid die het bestaan met zich meebrengt. Alles is goed zoals het is.
Naar de retraites
Naar de columns
Over het seksueel misbruik in de kerk