Matigen (1)
Theezakjes met dubbelzijdig full colour bedrukte etiketjes eraan. Rieten manden met niets erin. Acht sinaasappels persen in de supermarkt voor een flesje dat u thuis in één keer leegdrinkt. Geschild zacht fruit in een plastic bakje, gewassen en gesneden groente in een plastic zak. Meer eten op uw bord dan u opeet. Drie voor de prijs van twee kopen, terwijl u voor één naar de winkel kwam. Een elektrisch apparaat gebruiken voor iets wat u ook op spierkracht had kunnen doen. In de auto stappen voor een boodschap dichtbij. Een rek vol schoenen voor u alleen. Online die nieuwe trui bestellen, terwijl uw kledingkast vol is. Een nieuwe telefoon aanschaffen als de oude het nog doet. Uw kind bezoeken aan de andere kant van het land. Even naar de zon toe. Naar Londen vliegen voor een concert. Naar New York voor een vergadering. Een wereldreis maken. Een tweede huis kopen.
Zeefje
Ik weet niet tot hoever u in deze opsomming komt, gedragsmatig dan, maar bij mij gaat het al mis bij de theezakjes. Ik beken: ik heb theezakjes in huis met etiketjes eraan die dubbelzijdig full colour bedrukt zijn. De overbodigheid ervan valt niet eens meer op. Thee, dat is toch eigenlijk: blaadjes in een pot, kokend water erop en dan uitschenken door een metalen zeefje dat twintig jaar meegaat. Toevallig ontdekte iemand ooit dat je thee ook met verpakking en al in het water kunt hangen en nu kopen we niet alleen thee, maar ook een zakje (kunststof), een nietje (ijzer), een draadje (vlas of plastic), soms nóg een nietje. En dat etiketje dus (papier, inkt). Wie rekent even uit hoeveel grondstoffen extra hiervoor wereldwijd nodig zijn, met andere woorden hoeveel teveel wij vragen van de aarde? En dan gaat het alleen nog maar over theezakjes.
Was ik een dief van de schepping? Ja.
‘Alles wat je niet nodig hebt, is diefstal’, leerde ik ooit in het klooster. Kijk, dat zijn uitspraken waar een mens iets mee kan. Hoewel… mijn eerste reactie erop was: ‘Ik steel toch niet als ik van mijn eigen geld een trui teveel koop?’ Het kalme antwoord luidde: ‘Het is diefstal van de schepping.’ Daarna heb ik een paar maanden ergens in een hoek wezenloos naar het vloerkleed zitten turen, versuft door de dreun van die onverbiddelijke waarheid. Toen ik vanuit die houding naar mijn eigen leven ging kijken, bleek het vol te zijn van bezit dat niet strikt noodzakelijk was. Was ik een dief van de schepping? Ja; want ik had meer genomen dan ik nodig had.
De maat der dingen
Het is goed om even stil te staan bij wat ‘nodig hebben’ ook al weer betekent. Het komt van ‘nood’. Iemand die noodich was, verkeerde in nood. Bij nood hebben aan gaat het om dingen die noodzakelijk zijn. ‘We hebben verband nodig!’ is in een veldhospitaal dat onder vuur ligt waarschijnlijk echt waar. Een zin als ‘Ik ga naar Turkije, want ik heb even zon nodig’ steekt er maar schril bij af.
We bezitten meer dan nodig, omdat we de maat van onze werkelijke behoefte vergeten zijn. In de kloosterregel van de heilige Benedictus is de maat der dingen een thema van belang. Teveel of te weinig van iets is niet goed, onmatigheid dient altijd vermeden te worden. Sterker nog: ‘Niets is zo strijdig met wat van iedere christen verwacht wordt als onmatigheid, zoals onze Heer het zegt: Zie toe, dat uw geest niet afgestompt wordt door onmatigheid’ (RB 39,8-9). Dat is waarom matigheid iets goeds is, omdat het verdoving en afstomping voorkomt.
We hoeven heus niet blootsvoets te gaan om zelf iets van matiging toe te passen. Als ik dreig te bezwijken voor iets leuks, ergens in een winkel of online, vraag ik mezelf eerst in stilte af: ‘Heb ik het nódig?’ Meestal is het antwoord nee. Op die manier heb ik al verrukkelijk veel dingen niet gekocht en dat geeft ruimte en lichtheid in huis. Merkwaardig genoeg is er meer te genieten als we minder om ons heen hebben, alsof de schoonheid van wat over is dan zichtbaarder wordt. Als we érgens meer van nodig hebben, is het van minder.