De schat in de akker
Matteus 13,44-46
Komt u even met mij mee naar een oude herinnering, die in me opkwam toen ik begon met nadenken over wat ik u vandaag zou willen zeggen. Het is een jaar of vijftien geleden. Ik had een opdracht uitgevoerd voor een schoolbestuur en werd plotseling ziek.
Ik kreeg toen een boeket bloemen thuisgestuurd. Dat was niet gewoon een bosje bloemen, dat was een symfonie van onvoorspelbare kleuren waar ik dagen naar heb liggen kijken. Heb er foto’s van gemaakt die ik ook weer kwijt ben geraakt en die bij lange na niet lieten zien hoe bijzonder dat boeket was. Elke bloem was anders, geen twee waren hetzelfde. Ze verschilden allemaal in kleur en geur en grootte. Ze waren geschikt door een meester-bloembinder en het wonderlijke was dat ze in hun verscheidenheid een ongewone eenheid vormden. Een losse, vriendelijke eenheid, een manier van ‘passen bij elkaar’, die vreemd genoeg veel completer aanvoelde dan een bos die uit allemaal dezelfde bloemen zou hebben bestaan. Juist de verschillende soorten bloemen brachten een eenheid, een rijkdom die goed niet uit te leggen viel. Het was bijna spannend om naar te kijken.
Als u dat beeld even in u opneemt en zou willen onthouden, dan komen we daar straks weer bij terug.
We gaan nu kijken naar hoofdstuk 13 van Matteus. Jezus vertelt in dit hoofdstuk verschillende verhalen. Op allerlei manieren probeert hij uit te leggen wat er toch bedoeld wordt met ‘het koninkrijk van de hemel’. Hij vertelt de verhalen die we zo goed zijn gaan kennen, over zaad dat in goede grond moet vallen, over distels en onkruid, over het mosterdzaadje. De leerlingen, in die tijd, kennen die verhalen echter nog niet en vragen: ‘Leg het nou eens uit.’
En Hij legt het uit, vlak voor het verhaal van vandaag:
De zaaier is de mensenzoon,
de akker is de wereld,
het goede zaad: dat zijn de mensen die van god houden,
het onkruid zijn de mensen van het kwaad,
de vijand die het onkruid zaait is de duivel,
de oogst staat voor de voltooiing van deze wereld,
de maaiers zijn de engelen
en aan het einde van de tijden zal duidelijk worden wie wie is.
En dan, na die samenvatting, komt het verhaal van vandaag. Jezus zegt: ‘Het is met dit hele verhaal als met een schat die verborgen ligt in een akker. Iemand vond hem bij toeval, verborg hem opnieuw, verkocht alles wat hij had en van de opbrengst kocht hij de akker.’
En dan komt er nog een laatste voorbeeld: ‘Iemand zocht een kostbare parel en vond die ook. Daarna verkocht hij alles, om die ene parel te kunnen kopen.’
Al met al lijkt Jezus te zeggen: het koninkrijk van de hemel, dat leven met God, is zo mooi, dat je er alles voor over zou moeten hebben om het te bemachtigen. Je zou zeggen: eenvoudig te begrijpen.
Maar als het makkelijk te begrijpen lijkt, moet je op gaan passen. Zeker met de Bijbel. In de joodse traditie is zo’n vergelijking van een rabbi – en dat is Jezus natuurlijk – een voorbeeld, een spreuk en een raadsel tegelijk. Elk verhaal roept weer nieuwe vragen op.
Gaat het om de vissers, of om de vissen die ze vangen in hun net?
Gaat het om de koopman of de parel?
Gaat het nu om de schat in de grond, of om mens die de akker bewerkt?
‘Een schat vinden en hem dan voor jezelf houden is eigenlijk ontzettend egoïstisch. Toch?’
Jezus wil ons aan het denken zetten. Er ligt een soort ruimte in deze verhalen heen, een openheid waarin ergens om een beslissing van ons gevraagd wordt. Een keuze. Als wij een rol zouden willen spelen in dit verhaal, mee zouden willen doen, een beslissing zouden willen nemen – waar liggen dan de mogelijkheden? Wie zijn wij, de schat in de akker, of de boer die de schat vindt?
Het lijkt erop dat de mens in deze verhalen de enige factor is waar beweging in zit. De schat ligt in de grond. De actie ligt bij de landman, de boer die de hem vindt en die de vondst ook veilig stelt.
Ik sprak mijn zoon de afgelopen week en we kregen het over dit evangelie. Hij keek alsof hij het verhaal voor de eerste keer hoorde en zei toen: ‘Nou, lekker dan. Dus die man vindt een schat, begraaft hem weer, verkoopt vervolgens alles en koopt de hele akker. En dán? Mooi dat hij alles overheeft voor die schat, maar je zou hem evengoed een enorme egoïst kunnen noemen. Al die rijkdom een beetje voor zichzelf gaan zitten houden. Dat kan toch de bedoeling niet zijn?’
Met één argeloze reactie legde mijn zoon de diepste vraag bloot van dit evangelie, de vraag die de tekst zelf oproept: wat dóe je met die schat, als je hem vindt?
Ineens dringt zich hier het besef op: dat de rijkdom van de schat – ons leven in God – wonderschoon is, maar dat het geen zin heeft er op de grond naar te gaan zitten turen en het daarbij te laten. De rijkdom ervan kan alleen voelbaar en ervaarbaar worden als wij met die schat het leven ingaan. Daar is de wijsheid voor nodig waar we Salomo om horen vragen in de eerste lezing. ‘Heer laat mij zien wat goed is en wat niet.’
Uitgroeien tot bloem
Soms kan het moeilijk lijken, of ongrijpbaar, dat ‘leven met God’. Misschien voelt het in het begin als iets wat heel klein is. Niet groter dan het kleinste zaadje. Bedenk dan dat wij in deze metafoor het zaad zijn dat in de aarde gelegd is als een schat. Het kleinste moment van inzicht in een mensenleven is zo belangrijk als het evangelie zelf. Er breekt iets open, het zaad dat wij zijn, barst: wij worden geraakt. Het ontkiemt: wij onthouden dat wij geraakt werden. Het schiet wortel: deze geraaktheid wordt ons nieuwe houvast, iets om steeds weer naar terug te keren, iets wat ons van voeding voorziet ook. En dan, uiteindelijk, groeit het nieuwe leven naar boven, onhoudbaar: onze daden en woorden gaan de handtekening dragen van de schat. Wij laten onszelf onbevreesd zien in dit nieuwe leven en dat is vrucht dragen: tonen hoe God je beweegt. Een bloem durven zijn.
Net als in elk zaadje, ligt ook in ieder van ons alles verborgen van aanvang af aan. God heeft ons gezaaid als schatten in de akker die de wereld is. En als wij onszelf terug vinden, opdelven, onszelf opnieuw leren verstaan, dan vinden wij Hem. Met die schat in ons hart mogen we ons oprichten en bloem zijn. Ieder op eigen wijze, zodat we samen een boeket vormen vol onvoorspelbare kleuren, waarin niet één bloem gelijk is aan een andere en waarin juist onze verscheidenheid laat hoe groot de eenheid is die ons verbindt in God.
Misschien is het mooi om, als u straks naar huis loopt, eens uit te zien naar een bloem. Gewoon, ergens onderweg. Daarbij stil te staan, door uw knieën te gaan wellicht, als de knieën nog willen uiteraard. En dan de kleur te zien en de vorm van de bloemblaadjes, de geur te ruiken, te voelen hoe zacht het groene blad is. En dan te beseffen dat alles wat u ziet en ruikt en voelt, uit één zaadje komt. En als u dat al een onbegrijpelijk wonder vindt, neem dan het wonder van uw eigen bestaan, het wonder van de schat die u bent in Gods wereld, de rest van de dag met u mee.
Preek over ontvangen en geven
Preek over Gods naam kennen (Johannes 17,1-11a)
Preken zijn eenmalig. Nergens terug te luisteren? Helaas. Je kunt natuurlijk altijd naar Klooster Huissen komen, daar wordt elke zondag gepreekt. En hoe. Of naar je eigen kerk.