Bij Marcus 9,30-37
Er zijn onder u vast wel mensen die grootouder zijn, die opa en oma zijn. En ook als u geen opa of oma bent geworden, dan heeft u vast wel eens een baby gezien. Stelt u zich dan eens dat hele kleine kind voor, een paar uur oud of een dag oud of een week oud. Zo’n ding wat net geboren is. Als je de weerloosheid van zo’n klein kind helemaal toelaat in jezelf, dan kan het bijna niet anders of je raakt ontroerd. Dat gebeurde mij deze week, toen ik een kind van mijn kind in mijn armen kreeg, een jongen. Die kleine vingertjes, dat mondje, zo zacht, zo weerloos en zo volstrekt afhankelijk van ons, de grote mensen. Die weerloosheid, daar heeft Jezus het vandaag over. Die ongewapendheid.
Het is natuurlijk niet mogelijk voor een kind om groot te worden zonder zich te wapenen. Er moet ook geleefd worden, er moet verdedigd worden, er moet gevochten worden en gestreden. Maar de weerloosheid blijft wonen in de mens, diep verborgen op een plek waar we niet altijd even makkelijk bij kunnen. Dus laat staan dat we zomaar snappen wat Jezus vandaag in dit evangelie zegt. Als hij dat kind neemt en zegt: wie dit kind ontvangt, ontvangt mij.
Het eigenaardige van onze samenleving is dat de weerloosheid of het onschuldige van dat hele kleine kind, niet alleen vergeten wordt door de mens, maar ook niet gewild wordt.
Als er al eens iemand is die wel in alle openheid de dingen benoemt zoals ze zijn, of als iemand met een sterk gevoel voor rechtvaardigheid dingen aan de kaak stelt, dan zijn zijn er altijd mensen die dat lastig vinden. Te veel eerlijkheid kan irritant zijn. Zeker als het gaat over jou. Ik heb zelf laatst meegemaakt dat ik een verwijt kreeg. En het was een heel groot verwijt, en het was voor mijn gevoel niet helemaal waar. Maar er zat wel een kern van waarheid in.
En dan kun je twee dingen doen. De ene optie is wat in de eerste lezing van vandaag gebeurt. Commentaar gaan leveren op degene die commentaar levert op jou. Je kunt aan het kletsen slaan. Erover praten, die ander zwart maken bij anderen. De andere optie is tegen degene die het verwijt laat horen, zeggen: ik snap wat je bedoelt, je hebt gelijk. Vergeef me. En dan kun je daarna alleen maar hopen op vergeving. Die niet altijd komt, trouwens. Soms niet. Maar het minste wat je kunt doen is je open opstellen en toegeven: ja, ik ben niet zorgvuldig geweest, of ja, ik heb een fout gemaakt.
Durf de tweede te zijn in plaats van de eerste. Durf misschien zelfs de laatste te zijn.
In de eerste lezing zie je dat mensen zelfs een valstrik proberen te leggen voor de eerlijke, rechtvaardige mens, waar ze zo’n last van hebben. En dan zeggen ze ook nog: ‘Hij is toch zo vol van God? Hij zegt toch dat ie gered wordt door God? Nou, dan zal God hem wel komen redden, als wij hem martelen en vermoorden. Wie denkt hij wel dat ie is, door zichzelf zo boven ons te stellen.
Het evangelie, het grote verhaal van vandaag, gaat ook hierover. De leerlingen en Jezus zijn onderweg en pas als ze thuis zijn vraagt Jezus: ‘Wat waren jullie nou toch aan het ruziĆ«n onderweg? Waar ging die ruzie over?’ Ik denk als ik het zo lees, Hij zal toch vast wel gehoord hebben waar het over ging. Maar misschien wilde hij ze ook hierin onderrichten, lesgeven. Waar ging die ruzie over? En dan moeten ze toegeven, dat dat ging over de vraag wie van hen de belangrijkste was.
Aha, denk je dan. We zijn nog niet veel opgeschoten sinds dit verhaal en ik denk eerlijk gezegd ook niet dat dat gaat gebeuren. Het zal altijd zo zal zijn dat mensen weer tegen hun eigen kleine lessen aanlopen. En of het nou 2024 is of het jaar 30, er is niets veranderd onder mensen. Nog steeds zijn er mensen die graag belangrijk zijn.
Maar wat ook niet veranderd is, is het onderricht van Jezus hierin. En dat doet Hij in dit verhaal door een kind bij zich te halen. En dan roep ik u weer in herinnering dat kind waar ik het aan het begin over had. Een klein en onschuldig kind. En hij zegt daarmee: ‘streef niet naar belangrijk zijn, wees maar gewoon zoals dit kind. Wees maar onschuldig.
Wees maar open. Durf afhankelijk te zijn. Durf toe te geven, ik weet het niet. Durf de tweede te zijn in plaats van de eerste. Durf misschien zelfs de laatste te zijn.
Het evangelie bevrijdt ons van de druk om te presteren. We hoeven niet mee te doen met de strijd wie de eerste is, de leukste, wie de mooiste voortuin heeft, of het gezelligste servies. Of wie het meest verdient. En ja, het is een risicovolle keuze, want als je niet meedoet in die wedstrijd, dan loop je het risico dat je niet serieus genomen wordt. Dat je commentaar krijgt op je tuin, of op je saaie borden en kopjes. Of op je salaris. ‘Je moet onderhandelen man, vechten voor je geld man, je laat over je lopen, hup.’
Maar de keuze voor het kind in jou, dat kwetsbare, ongewapende stuk dat in ieder van u woont, is een keuze voor een leven dat eeuwigheidswaarde heeft. Daarin schuilt een kracht die niet van deze wereld is, maar van die andere. En stoer en sterk doen zijn daar tekenen van zwakte, en zwakheid is er kracht. Alles is dan omgekeerd. Het leven op zijn kop. Wie durft te denken dat die droom waar is, die zal zijn ogen niet geloven.Dus vraag, zoals we zojuist zongen, of de zachtheid weer in u gewekt mag worden, vraag om de ogen van een kind, om zo te kunnen zien wat waarheid is, en het licht te kunnen verdragen.