(Matteüs 25,31-46. Het verhaal over de mens die aan Jezus vraagt: ‘Ja maar wanneer heb ik dan iets voor Jou gedaan? En dat Jezus dan zegt: ‘Toen je iets deed voor een ander.’)
Verhalen als deze vragen tijd, bewust lezen. Het is mooi om ermee op pad te gaan en dan te voelen waar je geraakt wordt. Te speuren naar iets wat je treft. Dat doen Bijbelverhalen altijd wel ergens, als je maar met aandacht kijkt. Toen ik met aandacht keek naar dit verhaal, viel me één woord in het bijzonder op. Geen groot woord. Geen gelovig, koninklijk woord, maar een klein, wat naïef woord, dat een aantal keren klinkt. Een woord waar verbazing uitspreekt. En dat is het woord: wanneer. Wanneer zag ik dat u honger had en gaf ik u te eten, dorstig was en gaf ik u te drinken? Wanneer was u vreemdeling en nam ik u op, was u ziek en zorgde ik voor u, zat u gevangen en bezocht ik u? Ik heb geen idee, Heer. Vertel het me. Dat klinkt aan de rechterkant, bij de schapen. En links, daar staan de bokken. De verdoemden. Die stellen dezelfde vraag. Wanneer heb ik u niet te eten en te drinken gegeven, niet opgenomen als vreemdeling, wanneer heb ik u niet gekleed, niet verzorgd, en wanneer zat u gevangen en kwam ik u niet bezoeken? Wanneer heb ik dat allemaal niet gedaan?
Wanneer deed ik iets? Wanneer deed ik iets niet?
Opmerkelijk toch, dat die mensen, links en rechts, kennelijk niet in de gaten hebben wat ze gedaan hebben.
In de uitleg over dit evangelie gaat het over de mensenzoon op zijn troon, het oordeel over de mensen, en dat we alleen door daden van liefde kunnen getuigen van zijn koninkrijk. Voor mij is een zin als de vorige een gevaarlijke zin. Hij is wel waar, hij staat vol bekende woorden, en hij biedt een mooi bruggetje naar het feest van Christus Koning, maar voor je het weet ben je twee zinnen verder, luister maar, en wie weet nog hoe die zin van zojuist dan klonk? Iets met ‘Mensenzoon’, ja, en toen?
Ons is zo vaak gezegd wat er in christelijk opzicht van ons gevraagd wordt, we hebben zo vaak gehoord wat die goede daden zijn, dat het gevaar bestaat dat we doof zijn geworden voor de ware betekenis ervan, domweg omdat het ons allemaal zo bekend is. Zoals ook heel veel ongelukken in de eigen omgeving plaatsvinden, niet alleen omdat je daar statistisch gezien vaker bent, maar ook omdat je daar minder goed oplet dan op de snelweg, en hup, nog even vlug die bocht omslaat, want ach d’r komt toch niemand aan. Of zoals we een onzevader kunnen bidden zonder op te letten, en onszelf ineens ‘amen’ horen zeggen, oeps, voorbij alweer. Wat heb ik nu gebeden? Al die zinnen, die stuk voor stuk van grote diepte, al die zinnen flitsen voorbij.
Wanneer heb ik dat dan gebeden? Wanneer heb ik niet uitgekeken bij die bocht?
En zo is het ook met de christelijke dienstbaarheid aan elkaar, waar het in dit verhaal over gaat. Waarden die we door en door kennen, waar onze hele samenleving op gebouwd werd, waar wetboeken en politieke partijen op gebouwd werden, waar kloosterordes, ziekenhuizen, vriendschappen en huwelijken uit zijn ontstaan. Al die voorbeelden van onderlinge hulpvaardigheid – we kennen ze zo goed. Maar doen we ze ook? En zo ja, wanneer? En waarom ook alweer?
Dat argeloze wanneer van die mensen. Je zou kunnen zeggen dat ze sliepen. En het is makkelijk om er iets van te vinden. Om te zeggen: ‘Ben je er dan zó niet bij in je leven, met je aandacht? Heb je dan zó niet opgelet, dat je dat niet eens weet?’ Ik durf dat niet te roepen, want ik weet dat het in mijn leven soms geen haar beter is. In mijn leven kan het gebeuren dat ik alles inpak voor een vakantie, in de auto stap, het erf afrijd, de weg op en dat ik dan op de hoek ineens denk: ‘Heb ik nou de achterdeur op slot gedaan?’ En hoe hard ik ook in mijn geheugen graaf, ik weet het niet meer. Ik moet terug, om het te controleren. En als ik dát al niet meer weet, hoe zou ik dan durven zeggen dat ik mij voortdurend bewust ben van wat ik wel of niet voor de Heer doe?
Wij zijn van een eindeloze, diepduistere God waarin het fonkelt
Voor de controle van een achterdeur kun je terug. Voor leven volgens Jezus’ lessen geldt dat niet; wat je gedaan hebt, heb je gedaan. Wat je niet gedaan hebt, heb je niet gedaan. Wellicht heb je, net als de mensen uit het verhaal van vandaag, gedachteloos geleefd. Slapend. Misschien sta je wel midden tussen de bokken. Weet dan dat je wakker kunt worden. En dat wij ook elkaar mogen wekken. ‘Het is tijd voor ons om op te staan uit de slaap’, staat geschreven. Dat gaat hier over. Het is tijd om wakker te worden. Om alert te gaan leven. Om zo de verbinding te kunnen voelen met die God die Adem is in ons.
Je hoeft daarvoor niet vooruit te kijken en al helemaal niet achterom. Het belangrijkste moment van ons leven ligt niet voor ons en niet achter ons. Dit is het belangrijkste moment. Voor u. Voor mij. Als ik hier, zoals ik hier nu sta, niet helemaal eerlijk vertel wat dit verhaal in me oproept, wat is mijn woord dan waard? Wat zou u hebben aan een preek die ik uit een boek gehaald had? En u, zoals u hier zit, kunt u het idee toelaten dat dit het belangrijkste moment uit uw leven is, belangrijker dan alle momenten hiervoor – en kunt u daardoor verrast zijn en dat inademen? En rusten, in dit moment?
Waarom zo’n aandacht voor dit moment? Omdat je dan niet meer hoeft te vragen: wanneer was ik er voor u en wanneer niet? Omdat je dan niet meer wakker hoeft te schrikken in de nacht. Omdat je dan bewust leeft en al die goede daden bewust kunt gaan doen, uit liefde voor God. En dan mag je er zeker zijn van dat onze God je al je slapende uren vergeeft, en alles wat je in die uren niet voor hem deed. Het verhaal van vandaag eindigt weliswaar met hel en verdoemenis voor de bokken, maar dat zijn alleen de halsstarrige bokken, die niet tot inzicht willen komen. Het verhaal is groter, ook dat weten we. Wij zijn van een eindeloze, diepduistere God waarin het fonkelt, waarin geen veroordeling is, een God als een universum van liefde.
Als wij leven in dat bewustzijn, zal de dienstbaarheid uit dit verhaal er als vanzelf achteraan komen, en zullen wij zomaar zonder vragen, lasten van elkander dragen. Want Goedheid roept goedheid op, Waarheid waarheid, en Liefde liefde.
Naar de retraites
Naar andere preken