Een recente editie van het Benedictijns Tijdschrift, uitgegeven door de Sint-Adelbertabdij van Egmond, bevat een toespraak van de Indiase broeder Philip Pinto* over ‘het harnas afleggen’. Dat is een onderwerp waar ik het ook graag over mag hebben, dus ik was benieuwd. En wat reikt hij mooie gedachten aan. Het is bedoeling van ons leven, zegt Pinto, om lief te hebben en de liefde dwars door alles heen te laten ontkiemen in ons leven. Het woord ontkiemen maakt al duidelijk dat het een pijnlijk proces kan zijn. Want de liefde waarover het hier gaat, gaat verder dan: ‘Wat ben je toch leuk, ik hou van je’. En ook verder dan: ‘Ach ik ben nu eenmaal een politiek dier, ik hou van de arena die de Tweede Kamer is’. De liefde waar we het hier over hebben, is de liefde die geboren wordt in ons als wij ons laten openbreken. Dat klinkt cryptisch, dus wacht, ik leg het uit aan de hand van iets alledaags’: een verwijt aan jouw adres.
Neem dat plotse verwijt van iemand die je goed kent. Je weet dat er een kern van waarheid in zit. Je voelt dat die ander in bepaald opzicht gelijk heeft. ‘Het klopt’, besef je, ‘ik ben niet aardig geweest’, of: ‘inderdaad, ik heb voorbij geleefd aan wat hij nodig had of vroeg’. In elke burenruzie, in elke zaak waarin mensen tegenover elkaar staan, is er op zo’n moment alleen vrede mogelijk waar mensen in staat zijn toe te geven: ‘Ik heb iets verkeerd gedaan.’ Als het jou gebeurt dat iemand je iets verwijt en het verwijt doet pijn, ga er dan maar van uit dat wat er gezegd wordt op zijn minst ten dele terecht is. Wat doe je dan? De keus is beperkt, je kunt er maar twee kanten mee op.
Het spijt me.’ Kleine woorden, die een grote buiging van je ego vragen
De ene kant is je harnas aanhouden. Je blijft dan beleefd en zegt dat je het niet zo bedoelde. Je kunt zelfs toegeven dat je sommige dingen anders had kunnen of moeten doen. Maar pas op, je kunt terwijl je het zegt toch gesloten blijven voor die ander. De tweede optie is werkelijk voelen en de pijn toelaten van het besef dat je een ander beschadigd hebt, of over het hoofd zag, of niet volledig serieus nam om wat voor reden dan ook. Dat toegeven, eerst voor jezelf en dan aan die ander, dat kost je, tja, het breken van je hart. Dat vraagt diep inademen en bereid zijn de pijn van je eigen fout te voelen en die toe te laten in jezelf. En daarna zeggen wat gezegd moet worden: ‘Ik heb je tekort gedaan. Het spijt me.’ Het zijn maar kleine woorden, maar ze vragen een grote buiging van je ego. En ego’s houden niet van buigen, dus het is moeilijk.
Dit zijn momenten waaraan grote behoefte is, want alleen zo kan er iets ontstaan van werkelijk liefhebben. Hieruit ontspringt nieuw leven tussen mensen. In de verhalen over graankorrels die moeten breken om te kunnen ontkiemen, is dit precies waar het over gaat. Wil de liefde de ruimte kunnen krijgen, dan moet er in ons iets breken. Pas als je je hart werkelijk opent voor die ander kan er tussen mensen iets geboren worden. En dat ‘iets’ noemen wij dan Liefde. Dat is de liefde die we niet zelf in de hand hebben, maar die onder onze handen opkomt, als wij ophouden met de dingen vasthouden zoals ze waren. Leren liefhebben is kwetsbaar durven zijn, kwetsbaarheid omarmen. Een oud verhaal eigenlijk, maar altijd weer nieuw.
—
*Philip Pinto CFC werkt op de Philippijnen. Hij was algemeen overste van de Christian Brothers tussen 2002 en 2014