Het lag niet in de lijn der verwachting dat ik die 100 kilometer per uur op de snelweg nog eens zou gaan omarmen. Ik reed te hard. En vaak ook. Als we 120 mochten, reed ik 140 en bij 100 reed ik 120. Wonderlijk genoeg ging het jarenlang goed, alleen zo nu en dan was er een bon die ik gedachteloos op de koop toe nam. Tot er iets teveel bonnen kwamen en ik volwassen dingen ging denken in de sfeer van: wacht, dit moet toch anders kunnen. Of: wat maken die paar minuten eerder aankomen nu eigenlijk uit. Laat ik eens proberen hoe het is om wat langzamer te rijden. Kortom, ik ging op mijn snelheid letten en sindsdien rijd ik 100. En het grappige is: ineens erger ik me niet meer aan treuzelaars op de linkerbaan, ik beland minder vaak in situaties waarin er hard geremd moet worden en ik kom – vraag me niet hoe het kan – nog steeds overal op tijd aan. En o ja, ik krijg geen bonnen meer.
Vreugde
Zoiets is het ook met de Veertigdagentijd. Het toeleven naar Pasen ging in mijn jeugd gepaard met onafzienbare weken lang geen snoepjes eten; alles wat lekker was verdween in een trommeltje. Op Paaszaterdag om twaalf uur ’s middags mocht het open. Het was niet de bedoeling dat je dan alles ineens opschrokte, maar die behoefte was er ook niet. Al dat lekkers lag je aan te kijken en leek te vragen: ‘En nu?’ Maar ja, nu niets. Het was Pasen, je voelde je licht. Er hing iets van blijdschap in de lucht. De tranen van Goede Vrijdag waren opgedroogd, het was feest. Jezus leefde weer. Voor mij als kind was het ieder jaar een enorme opluchting dat het Hem gelukt was om wéér op te staan. Al die niet-opgegeten lekkere dingen maakten de vreugde op een of andere manier nog groter. En na de sobere weken zonder opsmuk of lekkere dingen was het Paasmaal thuis werkelijk een feest. Geloof me, mijn moeder kon er wat van.
Erbij blijven
Dus je beheerst je op een bepaalde manier en het resultaat is dat je je vrij voelt. Hoe kan dat? Het heeft te maken met wat in de benedictijnse traditie stabilitas wordt genoemd: het ‘erbij blijven’ zonder eraan te kunnen of willen ontsnappen. Je overgeven aan een extern gebod of verbod en er uiteindelijk intern vrede mee sluiten. Het effect is dat je je vrij gaat voelen, ongeacht de situatie. Je merkt dat het in wezen niet uitmaakt hoe hard je rijdt, of hoeveel snoepjes je eet en uiteindelijk leer je zo dat innerlijke vrijheid, het niet-gebonden zijn, niets met vierkante meters te maken heeft. Er zijn mensen die dit in extreme situaties konden ervaren; de manier waarop Nelson Mandela waardig overeind bleef tijdens zijn gevangenschap is er een voorbeeld van, evenals de verhalen van de mensen die temidden van de horror van een concentratiekamp innerlijk ongebroken bleven.
Carne vale
Als we dit weekend overleven begint dinsdagavond om middernacht de vastenperiode. Carnaval laat ons nog één uitbundige keer beseffen dat we een tijd ingaan van ‘geen vlees’. Carne vale: ‘Vlees, tot ziens!’ Of: afscheid aan het vlees. We zijn dat gaan verstaan als letterlijk ‘geen vlees eten’, maar de overdrachtelijke betekenis gaat meer in de richting van: even een tijd niet toegeven aan wat ‘het vlees’ wil, waarbij het ‘vlees’ ons eigen lichaam is. We gaan minder eten, anders eten wellicht, of zien af van iets wat we heel graag doen. Netflixen of zo, ik noem maar wat. Het levert ons innerlijke vrijheid op en ten gevolge daarvan een geestelijke helderheid, die ons het lijden van Christus en het feest van Pasen anders, intenser doet beleven.Voor de goede orde: het werkt het best als je afziet van iets wat je echt graag wilt, doet of lust. Want ‘geen vlees eten’ is tegenwoordig al lang geen straf meer. Je moet met iets beters komen, zogezegd. Gehechtheden zijn voor iedereen anders, maar voor iedereen geldt: er zijn dingen waar je gehecht aan bent. Als je wilt vasten, wees dan eerlijk tegen jezelf. Dat wat je liever níet inlevert, dát moet je hebben.
Andere columns: