Aandachtig leven. Het is een kunst die net als alle andere kunsten om focus vraagt en tienduizend praktijkuren. En zelfs dan ben je nog niet beland in die droom van Vasalis, waarin ze langzamer leefde dan de oudste steen – wat overigens bepaald geen lolletje was, als je de rest van het betreffende gedicht moet geloven. We hoeven niet zo traag als steen te worden om toch aandachtig te kunnen leven. We mogen mens zijn! Stromen of stil staan, verlangen of rusten, liefhebben of haten; het tumult zal er zijn tot en met onze laatste dag. Er ons van ontdoen zal niet lukken, maar het is goed om te proberen er enige afstand van te nemen, zodat we meer tijd en aandacht overhouden voor dat wat níet ‘van de wereld’ is: voor het goddelijke. Voor God. Of nog sterker: voor God in ons.
Er zijn voorbeelden genoeg te bedenken van mensen die al hun aandacht op één onderwerp of bezigheid richten en er dik tienduizend uur in hebben zitten. Noem een hobby, een studie, een sport en er zijn specialisten in precies die hobby, dat vakgebied, die sport. Toch associëren we deze vorm van focus niet per definitie met ‘aandachtig leven’. Het kan best zijn dat een topsporter een aandachtig leven leidt, maar noodzakelijk is het niet. Wat is het dan wel?
Ego
De term zelf zegt het al: het gaat om aandachtig leven. Dat wil zeggen: een leven waarin aandacht is voor het bestaan zèlf en voor de spirituele kwaliteit ervan. De ziel is dan leidend, niet al het menselijke. Het mensengedoe – laten we het ‘ego’ noemen – houdt ons juist af van onze ziel. Dat doen ego’s, daar zijn ze goed in. We denken wel dat wij het zijn die zo druk, zo bezig, zo trots of zo bescheiden zijn, maar het is ons ego dat ons dat laat denken. Immers, ten diepste zijn wij allen onze ziel en in zielen is geen verdeeldheid, geen rumoer, geen trots en geen bescheidenheid. Maar daar heeft het ego geen boodschap aan, dat wil heersen en zal alles doen om te voorkomen dat onze ziel zichtbaar wordt. Stel je voor!
Leven vanuit de ziel ligt voor elk mens onder handbereik, maar toch kunnen we er vaak geen contact mee maken. Kijk maar om je heen. Zowel thuis als bij de buren, zowel op het schoolplein als in de wetenschappelijke wereld, zowel op gemeenteniveau als in de landelijke politiek – overal zijn mensen die als het ware gevangen zitten in het gedoe. Om over het wereldtoneel maar te zwijgen. Zo eindeloos, moedeloos makend vaak is het voor of tegen, ja of nee, eens of oneens. Terwijl dat nu juist datgene is wat niet van de ziel is. Onze ziel is kind van de eenheid.
De eenheid waarover het hier gaat, is het eindpunt van elke religie. Laten we vooral niet zo hoogmoedig zijn te denken dat het christendom patent heeft op deze wijsheid, of dat wij de enigen zijn die dit snappen. De mens, waar hij ook geworteld is, mag landen in die wijde ruimte die we de mystieke ruimte noemen, het punt waar alles één is en allen één zijn. Het is exact deze eenheid waar Jezus het over heeft in Johannes 17. Lees maar na. We hoeven er niet bang voor te zijn, ze is ons gegund. Sterker nog: wij horen er in thuis.
Open deur
Als je met aandacht leeft, is het deel van ons dat thuis is in de eenheid, makkelijker te ervaren. Maar goed. Even praktisch. Hoe doe je dat, met aandacht leven? Het antwoord daarop is zo eenvoudig dat het bijna een open deur lijkt: ga eerst maar eens zitten. Wees met je aandacht bij je lichaam, bij je ademhaling. Bij wat je voelt, hier en nu. Of ga de natuur in, maak er contact mee. Kijk naar een boom en zie hem. Luister naar de wind en hoor! Daarna: wees met je aandacht bij de boterham die je smeert, bij de bezem in je schuur, de plek waar je staat. En uiteindelijk: bij de mens tegenover je. Het is niet gegarandeerd dat je, als je dit allemaal gaat doen, morgen verlicht zult zijn. Maar je hebt een leven de tijd. En zeker als je dit absurde adviezen vindt, is het de hoogste tijd om er een begin mee te maken.
– – –
- M. Vasalis, Tijd (1940)
- Ywo Lakke, Je bent je ego niet. Uitgeverij Brave New Books, 2018