Het paradijs van de eenvoud

Lees verder

Mijn zoon stond met een ernstig gezicht naast me. ‘Hoe heb je me geleerd dat ik Wijnand heet?’, vroeg hij. Hij was elf. Het was zo’n vraag die je niet ziet aankomen. Ik had een makkelijk antwoord kunnen geven, in de sfeer van ‘Nou, toen ik vaak genoeg je naam genoemd had, kreeg je het vanzelf wel in de gaten’, maar hij vroeg in feite iets anders, voelde ik. Hij vroeg: ‘Hoe heb je me geleerd dat ik er ben, en dat ik Wijnand ben.’

De vraag bracht me terug naar de dag dat ik aan zijn wieg stond. Mensen kijken hun baby’s aan, fluisteren een naam, lachen. De baby hoort en ziet hen en dat is het wel zo’n beetje, die eerste dagen. Het kind ligt alleen maar kind te zijn. Het kijkt wat van zich af, het ondergaat de omgeving zonder er iets van te vinden, zonder erover na te denken, zonder haar af te wijzen of leuk te vinden. Hij heeft geen wensen. Zelfs als hij huilt ‘wil’ hij niet drinken, hij geeft alleen luidkeels uiting aan een gevoel waarvan hij nog niet weet dat het honger heet. Het kind ontvangt het leven in zijn puurste vorm. Het ligt alleen maar te bestaan. Die ultieme, paradijselijke puurheid is iets van de eerste dagen. 

Ervan afdwalen

Eigenlijk gaat het daarna al snel bergafwaarts. Want een kind is slim. Het leert dat je huilen ook kunt gebruiken als je gewoon even je moeder wilt zien. Maar daarmee weet hij nog steeds niet dat hijzelf bestaat en het duurt ook nog wel even voordat het zover is. De volgende stap is: ‘Hapje voor papa, hapje voor mama… hapje voor Wijnand.’ We wijzen de anderen aan. ‘Kijk, dát is je zusje, dat is je broertje en dit… dit ben jij.’ Zodra een kind zichzelf ontdekt heeft en weet dat hij ook iemand is die aangewezen kan worden, kan het grote spel beginnen: verstoppertje spelen. Eens even zien wat er gebeurt als ik hier achter dit gordijn ga staan. Hé, ik word gemist. Ze zoeken me. Ik ben iemand.

Zo begint een mens zichzelf te ontdekken. Terwijl je anderhalf jaar lang niet anders gedaan hebt dan jezelf zijn, ga je nu beginnen aan een tocht die je daarvan af voert, vreemd genoeg met als ultieme doel: jezelf weer terugvinden. Sommige mensen dwalen ver af, anderen wat minder. Maar voor vrijwel elk mens geldt dat die eenvoud van de eerste dagen niet vanzelfsprekend onder handbereik is.

Eén + vouw = eenvoud

Het woord eenvoud is bedrieglijk, want we denken het te kennen zonder dat we precies weten wat het betekent. We hebben het over ‘eenvoudige mensen’, terwijl we bedoelen dat het onnozele, simpele zielen zijn. We degraderen de eenvoud tot iets dat gekenmerkt wordt door kopjes met een barst erin, versleten sandalen, tot soberheid, een klein huis, genoegen nemen met goedkope kleding. Deze voorbeelden kunnen natuurlijk best passen bij een eenvoudig leven, maar toch zijn versleten sandalen niet ‘de eenvoud’. De eenvoud zelf is niet te zien.

Eenvoud zoals die in monastieke zin verstaan wordt heeft niets met ‘onnozelheid’ of ‘simplisme’ te maken. De Latijnse oorsprong van het woord eenvoud maakt veel duidelijk, want het is de vertaling van simplicitas. Dat komt van sine plex: zonder complexiteit, zonder vervlochtenheid, zonder in-gewikkeldheid. Dus: zonder vouwen. Het Latijnse ‘simpel’ laat het ook zien. Dat komt van sim (één) en plico (vouwen). 

Maar let op. Het woord ‘vouw’ heeft hier niets te maken met de vouwen in je broek. Dit ‘vouw’ is een sterk verouderd Nederlands woord, dat betekent: vorm, manier, wijze. En ook: staat, toestand, gesteldheid. ‘In deze vouw’ betekent in oud Nederlands: op deze manier. En als ‘vouw’ vroeger gebruikt werd om een mens te beschrijven, dan ging het in positieve zin over iemands ziel, of de geestelijke of morele staat waarin iemand verkeerde. Nogmaals: het is oude taal die we niet meer kennen, maar die we toch nodig hebben om het woord eenvoud te verstaan in de oorspronkelijke betekenis.

Als we nu ‘één’ optellen bij die oude betekenis van ‘vouw’, dan betekent ‘eenvouw’ (eenvoud): eenheid in iemands staat van zijn. Dan gaat ‘een eenvoudig leven’ plotseling over een leven waarin alles tot eenheid is gekomen. Een leven waarin geen complexiteit of ingewikkeldheid is, geen verlangen, geen onrust. Daar is geen leugen en bedrog meer, alleen waarheid, alleen maar ‘zijn’. Een leven in eenvoud gaat altijd gepaard met onschuld en zuiverheid, nederigheid, gehoorzaamheid, oprechtheid, naastenliefde, geloven en echte kennis van God.

De niet-eenvoud 

Voordat je op weg kunt gaan naar die eenvoud, eerst nog even een waarschuwing voor wat je onderweg aan problemen kunt aantreffen. De eenvoud heeft namelijk een tegenover. Dat is overigens bij elke deugd het geval: de nederigheid bijvoorbeeld kan doorschieten naar gebrek aan initiatief of kruiperigheid; onder een ‘leven als een kluizenaar’ kan ook een doodgewoon verlangen naar een mooi huis buitenaf schuilen, of een afkeer van mensenmassa’s en het risico van vrede is zelfgenoegzaamheid. Zo heeft ook de eenvoud valkuilen en dwaalsporen in soorten en maten.

Het eerste risico is: verslonzing, onverzorgdheid, gemakzucht, achteloosheid. ‘Het maakt niet uit hoe ik eruit zie, dus doe ik er maar niets meer aan.’ Doorgeschoten eenvoud maakt de dingen lelijk, saai, banaal. Eenvoud wordt dan onnodige armoedigheid. Of je raakt ervan overtuigd dat het misschien toch in uiterlijkheden zit (ik ga klein wonen en neem een houtkachel in plaats van een centrale verwarming). Ten derde is er de te gecultiveerde eenvoud, die mensen ertoe brengt dat ene kaarsje (in de goeie kleur) precies op die plek te zetten, met precies dat boek ernaast. Het kan eenvoud zijn, maar ook raffinement, een overdreven aandacht voor orde en vorm. Tenslotte is er nog de geveinsde eenvoud, die regelrecht bedrog mag worden genoemd. ‘Wij zijn heel eenvoudig, we hebben geen auto en ik koop al jaren geen nieuwe kleren meer.’ Hier wordt het zorgelijk, want dit is de diepste valkuil: denken of zeggen dat je eenvoudig bent en daar trots op zijn.

Weer worden als een kind. Dat betekent niet dat je weer moet gaan schommelen, maar wel dat je moet ophouden met verstoppertje spelen

Zolang we nog stoeien met de valkuilen, is er dubbelheid en dubbelheid is het tegenovergestelde van eenvoud. ‘Wie op twee gedachten hinkt, haat ik’, zingt de psalmist. De dubbelheid wordt toegeschreven aan het kwaad, de kracht die ons van God afhoudt. Zolang je nog op meerdere dingen tegelijk gericht bent, zit je scheef, dan is er nog on-enigheid, dus: geen eenheid. Niet met jezelf, laat staan met je omgeving. Kenmerken daarvan zijn dubbelhartigheid en halfslachtigheid, besluiteloosheid, list, hypocrisie, vooringenomenheid, nieuwsgierigheid. De Liefde die God is, kan niets beginnen in een mens waar die dubbelheid rondwaart, of met iemand die er (nog) op uit is een soort van compromis te sluiten tussen de Liefde en het leven in de wereld.

Gelukkig is perfectie niet vereist; een eerlijk en oprecht verlangen naar eenvoud is God genoeg. Bij het streven daarnaar moet ons verlangen zuiver zijn en op God gericht – hij is het eindpunt en begin van alle eenvoud. Het is daarbij alles of niets, want ‘een beetje’ op God gericht zijn is intrinsiek onmogelijk.

Het geschenk

De eenvoud wordt gezien als kwaliteit van God én als geschenk. En zoals geschenken moeten worden uitgepakt, moet ook eenvoud – als we haar willen vinden tenminste – ontdaan worden van alle ballast die we eroverheen gelegd hebben. Er is veel wat de eenvoud in de weg kan staan: aanzien, materie, rijkdom, je hele manier van doen en reageren, de dingen waar je goede sier mee maakt, je diploma’s… weg ermee. Niet letterlijk weggooien natuurlijk (diploma’s zijn heel handig soms), maar: hecht er niet aan. Ontleen er je geluk en bestaansrecht niet aan, want dat maakt je hard en trots.

De eenvoudige mens is de mens die nog maar één gezicht heeft, één gesteldheid van hart en geest. Pas als je los kunt komen van oude zekerheden en je overgeeft aan wat Onnoembaar is, bereik je de diepe laag van jouw bestaan. Daar is die zachtheid, die je vaak niet durft te tonen uit angst belachelijk gemaakt te worden, uit angst voor de naaktheid, uit angst voor je eigen weerloosheid in het bestaan. Die plaats, waar geen harnas meer is, waar alles glad en gaaf is – dat is de plaats waar God in jou wil wonen. Het paradijs in jou. Er is een mensenleven overheen gegaan, waardoor je het vaak niet meer kunt voelen. Maar het was er toen je geboren werd en het is er nog steeds. 

Terug naar het paradijs

Als je terugverlangt naar de eenvoud van de eerste dagen, is het de kunst om alles wat het leven je bood mee te nemen, want je wordt niet eenvoudig door weer in een wieg te gaan liggen en de lessen van het leven te vergeten. Toch ligt de sleutel tot jouw eenvoud ergens in je kinderjaren. Niet voor niets zegt Jezus dat wij weer als kinderen moeten worden. ‘Ik verzeker jullie, als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan.’ Daar staat niet dat je weer moet gaan schommelen, maar wel – in figuurlijke zin althans – dat je moet ophouden met verstoppertje spelen. Dat je weer je eigen, pure, onbedorven en oorspronkelijke zelf mag worden.

Doorgeschoten eenvoud maakt de dingen lelijk, saai en banaal

Zoek God dus daar, op die plek diep in jou en niet in ‘de dingen’. Zoek hem niet in het gedoe en de drukte. Zoek hem niet in de wetenschap of boeken. Niet in moed of dapperheid of urenlange meditaties. Niet in meningen, dogma’s of gelijkhebberij. Want waar je ook bent en hoe je leven er ook uitziet, hij is al in jou, hij woont in die een-voudige plek in jou. De rest doet in feite niet ter zake, de rest is mensenwerk, dat zijn maar rimpels in het bestaan waaraan je voorbij mag kijken.

Het is niet gezegd dat het makkelijk is, patronen en gewoontes zitten vaak vastgeroest en het is moeilijk te onderscheiden of iets nou aangeleerd of aangeboren is. Meestal komt de eenvoud pas weer in beeld aan het einde van een lang onderscheidingsproces. ‘Eenvoud is niet het kenmerk van de beginner. Het is het duur bevochten stempel van de meester’, zei Godfried Bomans ooit. Het is misschien wel een van de grote paradoxen van het religieuze leven: dat het moeilijk is om eenvoudig te worden. Maar maak het op deze zoektocht niet moeilijker dan nodig. Zoek God niet buiten je. Ik zou bijna zeggen: zoek God maar helemaal niet. Je hoeft hem niet te zoeken, want hij speelt geen verstoppertje. Hij verschuilt zich in jou, daar waar het paradijs van je begintijd ligt. En hij verlangt naar de dag waarop je dat zult zien.

Drie maanden huiswerk 🙂

Maand 1: Beginnen

Een innerlijk eenvoudig leven is makkelijker vol te houden (en te beginnen) in een opgeruimde omgeving. Kloostergangen zijn niet voor niets zo leeg.

Opdracht: ruim je huis op. Marie Kondo heeft er een zeer efficiënte methode voor ontwikkeld. Aanrader. (Als je nu denkt: ja maar het ging toch niet over uiterlijkheden, dan klopt dat. Maar vorm gaat voor inhoud uit.)

Maand 2: Graven

In elk mensenleven is er een moment waarop men wakker schrikt vanwege een negatieve gebeurtenis. Ze lachen je uit, je huis brandt af, je moeder zegt iets verkeerd, je vader vertrekt zonder iets te zeggen – zoveel levens, zoveel soorten van verdriet.

Opdracht: Ga voor jezelf na waar jij uit het paradijs viel. Zoek die oude herinnering op in gedachten. Beweeg mee in wat dit oproept. Loop niet weg voor de pijn. Ga na welke patronen jij in je leven ontwikkeld hebt om deze pijn te ontlopen. Samengevat: (h)erken jouw reactiepatroon.

Maand 3: Landen

Ga ergens zitten waar het opgeruimd is en waar je niet gestoord wordt. Bij voorkeur met een raam waardoor je de lucht kunt zien. 

Opdracht: Noteer wat dit denken over eenvoud je brengt; welke dingen/patronen jou afhouden van een eenvoudig leven; of je contact kunt maken met de eenvoud in jou. 

Voor dit artikel werd o.a. geput uit de wijsheid van Benedictus, Buber, Chesterton, Derkse, Driessen, Van Leeuwen, de woestijnvaders en uit het lesmateriaal van de Cisterciënzergroep Sion. Dit artikel is een bewerking van een lezing die Maria van Mierlo enkele malen gehouden heeft in cisterciënzer kring en daarbuiten.

Levensles Kluizenaarschap

Levensles Vrede in onze gedachten

arrow-right arrow-down arrow-left facebook twitter linkedin cross